De stad de dans verklaren
      other texts
                                                                                                                                                         main page

 Walter Siegfried
 Uit: "du, Die Kunstzeitschrift"
 Nr. 5, 1988, Zurich.

 übersetzt für De Beweeging 7: De stad als partituur / City Dances
 Antwerpen Sommer 2000
 

 Het was een van die zeldzame ochtenden waarop je uit de diepte van je droom zwevend de
 dag inglijdt, en denkt in het kloppen van je eigen bloed het ritme van de wereld te voelen.
 Alles heeft een swing die bij zijn eigen dynamiek past. Alles draait zoals het moet. Het water
 druppelt zonder moeilijkheden door de koffiefilter, en weerspannige schoenveters kunnen
 moeiteloos gestrikt worden.

 Op zo'n ochtend danste ik op de maat van de nog knipperende waarschuwingslichten van het
 opgebroken bouwterrein de trap af naar de metro, en ik arriveerde juist op het perron toen de
 metro aankwam. De metro en ik minderden tegelijkertijd snelheid, en ik draaide me naar de
 metro toen die uitnodigend en luidruchtig zijn deuren opende.

 In de metro wiegde ik mee op het ritme van een onherkenbare melodie, die uit de niet geheel
 geluidsdichte walkman jengelde van de reiziger die naast mij stond. Bij het uitstappen schoof
 ik aan in de rij die als vanzelfsprekend ontstond. De rij naderde de roltrap met schuifelpasjes.
 Het elegante heupwiegen van het meisje dat voor mij liep maakte van mij voor een ogenblik
 een bewoner van een Zuidzee-eiland. Op de roltrap echter nam de gewone noordelijke
 houding het weer over, en verwees me terug naar Munchen: "Rechts stilstaan, links
 doorgaan!", met de rechtervoet op de trede boven de trede waarop de linkervoet staat: Dingen
 die men draagt in de linkerhand, en de rechterhand op de roltrapleuning (als de leuning
 dezelfde snelheid zou aanhouden als de roltrap, zou men het steeds opnieuw vastpakken
 kunnen vermijden. Dit is lastig, maar op langere stukken absoluut noodzakelijk als men niet
 met zijn schouder in de oksel van zijn voorganger terecht wil komen.)

 Zo werd onze rij dus uit de diepte van de metro naar een verdeel- en verzamelkoker van de
 stad getransporteerd. Daar aangekomen vermengde onze rij zich met andere mensenmassa's
 die uit gelijkaardige gaten in de verzamelkoker werden gebraakt. Maar het vrolijke gekrioel
 verdween toen ik verderging, want al snel merkte ik aan de organismen naast mij, die dezelfde
 richting gingen, dat ik in het zog van een nieuwe mensenformatie was geraakt. Hier ging
 iedereen veel sneller en in meerdere rijen naast elkaar de glimp daglicht tegemoet. Op de brede
 trap, waar we nu met veel elan (con fuoco) het offensief tegen openden, probeerden een paar
 gekken de omgekeerde weg naar beneden te nemen. Aanvankelijk verspreid over de gehele
 breedte, zagen ze zich echter gedwongen gezamenlijk aan de zijkant van de trap een kanaal in
 tegengestelde richting te vormen, waarvan de spits zich moeizaam tegen ons in worstelde.
 Toen we boven in de voetgangerszone naar buiten stroomden, ontdekte ik achter de zuilen van
 een warenhuis een opvallende oudere dame die blijkbaar het einde van onze rij afwachtte. Zij
 scheen te weten dat deze stromen mensen in verschillende dichtheden uit de onderwereld
 dromden en dat het loonde achter een schokbreker betere tijden af te wachten. Door deze
 observatie had ik het elan van de trapbestormers verloren en mijn tempo zakte.

 Ik stond nu alleen in de open ruimte die in verschillende richtingen doorkruist werd door
 individuen, maar ook door kleine groepjes. Niemand bleef hier staan en ik begreep al snel
 waarom niet, want ik werd doorlopend geviseerd door berekenende blikken en vaak rakelings
 gepasseerd door iemand. Een beetje onbeholpen, dat moet ik toegeven, probeerde ik mij te
 bevrijden uit deze onaangename gefixeerde positie. Terwijl ik langzaam begon te lopen zag ik
 van links een Beierse groep met jagershoedjes snel dichterbij komen zodat ik naar rechts
 uitweek, met als resultaat een echte botsing die vergezeld ging van toepasselijk bijbehorend
 commentaar. Het drukte datgene uit wat mij sinds enige seconden bezighield: "Ja - man, waar
 wil je nou heen?"

 Daarmee ontwaakte ik uit mijn dansende ochtendstemming en ik ging op de betonnen rand
 van een grote bloembak zitten voor een ogenblik van bezinning. Er was in zulke steden blijkbaar
 sprake van een bepaalde bewegingsorganisatie. De mensen bewogen zich voort in bepaalde tempi en
 in verschillende formaties. Ongetwijfeld was ersprake van een soort dans, alleen begreep ik de
 regels ervan nog niet.

 Ik kende weliswaar de schriftelijk vastgelegde bewegingsregels - zoals de stelregel dat men
 niet mag blijven zitten op de stoeltjes van de metrostations- maar datgene wat mij nu
 bezighield leken de ongeschreven wetten van de stadsruimte te zijn.

 Het was op de een of andere manier een strenge dans. De dansers hadden zeer ernstige
 gezichten en waren niet blij als ze een mooie figuur maakten - zoals bijvoorbeeld de rijen voor
 de roltrappen- of als ze, op de maat van de verkeerslichten, het stoppen en oversteken
 oefenden.

 Ook dynamische accenten zoals het laten zakken van het hoofd bij het opstappen op de
 roltrap, of de links- rechtsbeweging van het hoofd voor het oversteken werden behoorlijk
 lusteloos uitgevoerd. Weliswaar deed bijna iedereen mee aan de bewegingen, maar het leek
 alsof de dansers er niet echt bij waren. Als bijvoorbeeld bij het oversteken van de straat de
 beide groepen in het gelid stonden op de stoep, om dan bij het groene licht uit deze houding
 over te gaan tot het naar elkaar toe lopen, werd er van het moment van de wederzijdse
 kruising helemaal niet echt genoten. De dansers buitten dit hoogtepunt van de ontmoeting niet
 uit: geen spel, geen spanning, geen contact.

 Aan datgene dat mij aanvankelijk een dans leek, ontbraken nu plotseling de kenmerkende
 kwaliteiten van de dans. Want het belangrijkste van de dans is toch de intensieve beleving van
 de gemeenschappelijke beweging. Men ondergaat een gevoel als wordt de eigen beweging
 opgeheven door de muziek en de groep. De expressieve beweging die hierdoor ontspannen is,
 opent de mensen. Er ontstaan dynamische relaties.

 Een fascinerend spel ontvouwt zich, het spel van aantrekking en distantiering, van tonen en
 verbergen - mensen ontmoeten elkaar, Eros zwerft rond.

 Wat echter in zulke stadsruimten van buitenaf bekeken lijkt op een dansgroep, ontpopt zich bij
 nader inzien als een bundel van individuen die in zichzelf zitten opgesloten, wiens coordinatie
 en synchronisatie van buitenaf geleid wordt. Als wij ons zelf in zo'n groep bevinden nemen
 we de gemeenschappelijkheid van de bewegingen zelfs meestal niet eens waar, en er kan geen
 sprake zijn van dynamische vormgeving of van zelfgestuurde beweging. Dus dansen wij niet
 - wij worden gedanst.

 Aldus peinzend keek ik nog een tijdje naar het gebeuren dat doorlopend door het Marienplein
 werd gechoreografeerd, tot ik me liet meedrijven in een passerende mensenstroom. Die
 spoelde mij terug onder de grond. De afwasbare, nietszeggende muren die glansden in het
 neonlicht stompten mijn blik af. Het werd me ijzig te moede en ik liet me als een van de vele
 ijsblokjes door de kale gang schuiven. Toen het perron in zicht kwam stond het ijs op het punt
 te smelten door mijn stomende woede, want ik vermoedde dat ik de metro die daar stond niet
 meer zou halen. Inderdaad klonk ook al het "deuren sluiten" van de bestuurder, dat in velerlei
 opzichten zo irritant is. Toen vermengde mijn woede zich met de vrolijkheid van die ochtend:
 Ik maakte een reverence voor de deuren die zich pompeus sloten.

 Ik had de stad de dans verklaard.
 

                                                                                     more texts
                                                                                                                                                         main page